1. De lidstaten kunnen de gastentiteit aansprakelijk stellen voor het niet in acht nemen van de in deze richtlijn vastgestelde toelatings-, verblijfs- en mobiliteitsvoorwaarden.
2. Indien de gastentiteit overeenkomstig lid 1 aansprakelijk wordt gesteld, voorziet de betrokken lidstaat in sancties. Deze sancties zijn doeltreffend, evenredig en afschrikkend.
3. De lidstaten stellen maatregelen vast die erop gericht zijn mogelijk misbruik te voorkomen en inbreuken op deze richtlijn te bestraffen. Maatregelen slaan op monitoring, beoordeling en, in voorkomend geval, inspectie, overeenkomstig hun nationale recht of administratieve praktijk.